Een asielzoeker uit Irak heeft een flink aantal jaren in Nederland gewoond, en voldoet aan de voorwaarden van het zogenoemde ‘Generaal Pardon’ van 2007. Alleen is er volgens de IND (de Immigratie- en Naturalisatiedienst, die beslist over verblijfsvergunningen) een kink in de kabel: op een gegeven moment is de asielzoeker naar Italië vertrokken en daarmee heeft hij niet ‘ononderbroken in Nederland verbleven’, wat een voorwaarde is voor een vergunning onder het Generaal Pardon. Toen hij terug kwam naar Nederland, kwam hij volgens de IND niet meer in aanmerking.
Merijn de Jong gaat in bezwaar en vervolgens in beroep en voert aan dat het vertrek naar Italië pas heeft plaatsgevonden nadat in het debat in de Tweede Kamer op 13 december 2006 tot invoering van het Generaal Pardon is besloten. In de eigen interne stukken van de IND wordt deze datum ook als einddatum genoemd van de te beoordelen periode. De asielzoeker heeft ‘verworven rechten’: als de IND eerder was overgegaan tot beoordeling, had hij zonder meer een verblijfsvergunning gekregen. Dat de IND ‘ambtshalve’ (uit eigen beweging) pas later de beoordeling heeft gemaakt toen de asielzoeker al was vertrokken, kan niet aan de hem worden toegeschreven.
De rechtbank in Rotterdam is het eens met dit betoog, beroep gegrond en de asielzoeker krijgt een verblijfsvergunning.
De uitspraak van de rechter vindt u hier.